Wat drijft jouw sporter?
De motivatieleer is een van de meest onderzochte gebieden binnen de sportpsychologie. Bekend zijn o.a. de onderzoeken van Jacques van Rossum (destijds werkzaam bij de Vrije Universiteit van Amsterdam) naar prestatiemotivatie met als belangrijkste resultaat dat voor verreweg de meeste sporters het zeker niet in de eerste plaats gaat om het winnen, of om de medailles, of om podiumplaatsen.1) Verschillen in drijfveren liggen hieraan ten grondslag. Ze geven de behoeften van de sporter aan en door die behoeften te bevredigen ontstaan de voorwaarden voor gemotiveerd gedrag. Voor coaches is het derhalve waardevol de drijfveren van hun sporters te kennen. Immers de ene sporter kent in dit opzichte andere behoeften dan de andere sporter.
Geïnspireerd door het Japanse Seïtai ontdekte ActionType grondlegger Ralph Hippolyte dat de individuele drijfveren zijn verbonden met de functionele bewegingen van de vijf lumbale wervels (L1-5) en dat deze fysiek zijn te testen aan de hand van de tonus rond de wervelkolom. Bij elke sporter blijken twee van de vijf functionele bewegingen er meteen voor te zorgen dat de juiste tonus ontstaat, bij de andere drie bewegingen is dat niet het geval. Ze zorgen voor de ontsteking als startmotor voor de beweging en ondersteunen de sporter om vanuit situaties met (relatieve) stilstand meteen de actie explosief en nauwkeurig in te kunnen zetten. Denk daarbij aan praktische toepassingen zoals voor de start van de race, bij een spelonderbreking, vrije trap of strafcorner, in het punt voor punt spelen of na een coachmoment.
Kai de Jager, coach van de hockeydames van hoofdklasser Oranje Zwart en binnenkort afstuderend in ActionType, testte de invloed van de functionele bewegingen van de lumbale wervels op met name de kwaliteit van het aangeven en afwerken van de strafcorner. De resultaten zijn dat na het uitvoeren van de voor de betreffende speelster relevante functionele beweging zowel de snelheid als de nauwkeurigheid onderscheidend toeneemt. De speelsters omschrijven het als vrijer bewegen, minder spanningsgevoelig, meer focus en een beter gevoel. Het zijn bevindingen die in het reeds ontstane beeld passen.
In de afgelopen jaren zijn ervaringen met de Deep Motivational Drivers (DMD’s), want zo noemen de ActionType grondleggers hun bevindingen, opgebouwd. Daarbij blijkt keer op keer dat de uitkomsten tevens inzicht geven in wat de mentale behoeften van de sporter zijn als voorwaarden om tot gemotiveerd handelen over te gaan. Iedereen kent daarbij een intrinsieke en een extrinsieke drijfveer. Een voorbeeld binnen de drijfveer competitie van de intrinsieke variant is dat de sporter gedreven is zijn eigen standaard te verhogen, een voorbeeld van de extrinsieke variant is dat hij of zij vooral gedreven is de tegenstander te verslaan.
Zo worden vijf verschillende diepe drijfveren herkend met elk hun intrinsieke en extrinsieke variant. Daarbij vragen verschillende behoeften van sporters om afgestemde benaderingen. Wellicht de meest herkenbare ervaringen in dat opzicht zijn de verschillen tussen sporters met competitie als drijfveer versus degenen waarvoor dat relatie is. In plaats van agressie jegens de tegenstander opbouwen gaat het voor sporters met relatie als drijfveer hoofdzakelijk om spelplezier, genieten en teamgeest. Ze kunnen uitgroeien tot uiterst competitieve sporters maar dan wel langs de weg waarin deze behoeften voldoende water wordt gegeven. Als coach doe je er bij hen dan ook geen goed aan de tegenstander als vijandig te beschouwen, maar als onderdeel van het geheel om er samen een wedstrijd met alles er op en er aan van te maken en daar van te genieten.
Net als het actiontypeprofiel bevestigen de diepe drijfveren de lichaam-geestverbinding. Daar waar het actiontype profiel inzicht geeft in de handelingsvoorkeuren (mentaal en motorisch), leggen de DMD’s de voorwaarden om tot gemotiveerd handelen over te gaan bloot. In het verhogen van de train- en coachbaarheid van sporters zijn beide aspecten voor de coach een groot goed in het leveren van maatwerk.
ActionType Academy© Peter Murphy en Bennie Douwes
Noot: 1)
dr. Jacques H.A. van Rossum, Volhouden of afhaken?, Enkele resultaten van een longitudinaal onderzoek onder jeugdige sporters met aandacht voor drop-outs en toppers, Stichting Human Quality & Performance, Amsterdam en Vrije Universiteit, Bewegingswetenschappen, Amsterdam,