Column Kees Kooman op de website van Sport&Strategie.
Komende zomer staan ze weer op een olympisch podium, wel of niet een traantje
wegpinkend, en ik zal niet de eerste zijn die voorspelt dat het Wilhelmus vaker dan ooit,
in uiteenlopende sporten, zal klinken in Rio de Janeiro. Het is een bewijs voor de
simpele stelling dat alles mogelijk is voor kampioenen die in zichzelf geloven en daarbij
over de beste begeleiding en faciliteiten kunnen beschikken. Zelfs al komen ze uit het
doe-maar-gewoon-klompenlandje Nederland.
Maar niets fascinerender (voor mij) om te willen begrijpen waarom dat ene grote talent de
afslag mist naar het podium en de ander, met ogenschijnlijk gemak, juist wel kiest voor de
goede richting. Als geroepen verscheen deze zonovergoten lente Totaalcoachen XL, waarbij
de toevoeging sowieso van toepassing is op de rondborstige uitvoering van een boek,
minstens zo zwaar als een wedstrijddiscus van de mannen: XL. De auteurs, Jan Huijbers,
Peter Murphy en Bennie Douwes leggen aan de hand van cognitieve-, emotionele- en
bewegingswetten, die zij aanbieden als één geheel het ‘geheime’ recept bloot van presteren op
topniveau.
Dat hun in 2006 voor het eerst verschenen boek een decennium later de elfde druk betreft
(geheel herzien) bewijst dat zij allang geen roependen zijn in een woestijn van alleen maar
recreatiesport. Hun ‘actiontype’-profiel is gebaseerd op denk- en handelingsvoorkeuren,
meegekregen in de wieg en/of ontwikkeld in de vroege jeugd.
‘Hokjes-denken’
Laten ‘sportkarakters’ zich zo op het eerste oog eenvoudig inkleuren? Toch wel. In een doemaar-gewoon-dan doe-je-gek-genoeg-klompenlandje kan een dergelijke formulering
mogelijk rekenen op een overvloed aan ongeloof en zelfs boegeroep. De auteurs waarschuwen
in de ruim 500 pagina’s tellende sportbijbel herhaaldelijk voor simplistisch ‘hokjes-denken’
want ieder mens is tenslotte uniek. “Een voorkeursprofiel is nooit een eindpunt. We zijn dus
niet ons profiel en hebben slechts voorkeuren.” Maar de getuigenissen van talrijke toppers,
zoals Pieter van den Hoogenband, Anky van Grunsven, Arnold Vanderlyde, Jacco Verhaeren
en Gerard Kemkers zijn zo helder en pregnant dat je bijna van verbazing uit je leesstoel
tuimelt. Dat gold in ieder geval voor mijzelf. Eerst lezen, dan geloven: ja, in het
tweerichtingsverkeer tussen lichaam en geest is de invloed van bewegen op de hersenen
dominant.
De waarschuwingen van de auteurs ten spijt zocht ik wel naar herkenningspunten bij door mij
gewaardeerde, vaak individuele topsporters en hun trainers. Prachtig om te doorzien waarom
Carl Lewis, Florence Griffith, maar ook Frank de Boer en Ireen Wüst in hetzelfde rijtje
thuishoren van ‘motorische stijlen van sportkanjers’ en Fanny Blankers-Koen weer meer lijkt
op Boris Becker en Diego Maradona. En te begrijpen wat Russische wetenschappers vergaten
bij de lachwekkende poging om grootscheeps de fameuze Braziliaanse voetballer Manuel dos
Santos te kopiëren. Had ook weer te maken met motorische en mentale voorkeuren van het
jonge talent.
Lezers, trainers van alle niveaus, ambitieuze sporters en wat mij betreft ook ’toppers’ uit
bedrijfsleven of welke sector dan ook krijgen een spiegel voorgehouden. Hoe haal je het beste
uit jezelf?
Een mozaïek van de verschillende ‘voorkeursprofielen’ levert een keur aan ‘prototypes’ op,
zoals recordinternational volleybal Peter Blangé (olympisch kampioen 1996), een sporter met
‘T (‘thinking’)-voorkeur. “Als spelverdeler demonstreerde hij zijn superieure plaatsing van
handen en onderarmen in de ruimte. Samen met positionering en het vermogen in een
splitsecond te beslissen: dat is hetgeen waarin een ‘rechterhersenhelftsporter’ met T-voorkeur
zich onderscheidt.” Zijn vermogen om zowel analytisch te kunnen denken en tegelijkertijd zo
lang mogelijk te wachten met het nemen van beslissingen, bracht menige wereldtopper bij de
tegenpartij tot wanhoop.
Spiegel voorhouden
Dat ‘rechterhersenhelftsporter’ klinkt voor de ongelovige Thomas misschien als een vorm van
tovenarij. Lezers, trainers van alle niveaus, ambitieuze sporters en wat mij betreft ook
’toppers’ uit bedrijfsleven of welke sector dan ook krijgen een spiegel voorgehouden. Hoe haal
je het beste uit jezelf? Behoorlijk confronterend soms. Ik deed na ruim 500 pagina’s (aan de
hand van een kleine doe-het-zelf-test) de proef op de som en zag mijzelf na enig wikken en
wegen terug als een zogeheten ‘Raadsman’. Dat ‘Raadslieden’ vaak beschikken over de gave
van het woord zal u, na het lezen van voorgaande alinea’s niet meer verbazen. Dus: nooit te
oud om te leren, maar naar het olympisch podium kan ik zelf inmiddels alleen maar kijken,
aankomen niet. Wat Dafne Schippers heeft bezield en waarom zij schijnbaar moeiteloos de
olympische arena betreedt, begrijp ik na lezing van de sportbijbel nog beter.
Door Kees Kooman
Kees Kooman is auteur van een binnenkort te verschijnen ‘biografie van de snelheid’:
Sprintkoninginnen, van Fanny tot Dafne. Eerder schreef hij boeken over uiteenlopende
onderwerpen: sportbiografieën over Fanny Blankers-Koen en Anton Geesink (genomineerd
voor de Nico Scheepmakerprijs), Boerenbloed, Eerlijk over later (genomineerd voor de M.J.
Brusseprijs). Als journalist rapporteerde hij bij negen Olympische Spelen.