Rasmus Ankersen en het Gold Mine effect. De geheimen van high performance
Rasmus Ankersen was één van de hoofdsprekers op een eerder gehouden KNVB congres over de ontwikkeling van het Nederlandse voetbal. In zijn boek ‘The Gold Mine Effect’ gaat hij op zoek naar de geheimen van high performance. Daarvoor onderzocht hij een vijftal broedplaatsen van talent. Eén van de geheimen die Ankersen benoemt gaat over individueel maatwerk en het opbouwen van een vertrouwensrelatie. Start niet met kennis, maar met belangstelling, zou een motto voor elke coach dienen te zijn.
We citeren uit de gesprekken die Rasmus Ankersen met Colm O’Connell en Stephan Francis voerde. O’Connell, trainer-coach van de goudmijn aan Keniaanse midden- en langeafstand- lopers: “Veel trainers die zelf succesvol zijn geweest, zeggen ‘train als mij en je zult succesvol zijn’. Je kunt jouw sporters echter niet bij jouw eigen ego betrekken. Het gaat niet om jou, maar om jouw sporters. Als coach dien je te begrijpen dat wat voor de ene sporter werkt, niet noodzakelijkerwijs voor andere sporters werkt.
Stephan Francis, trainer-coach van Jamaicaanse topsprinters, vertelt min of meer hetzelfde: “Coaches die vroeger zelf goede sporters waren neigen er naar hun eigen ervaringen over te waarderen. Wat voor hen zelf wel en niet werkte, wordt hun enige blauwdruk voor succes. Vanzelfsprekend heb ik richtlijnen, maar ik probeer een systematische benadering te voorkomen.” Ankersen voegt daaraan toe dat de afwezigheid van een rigide filosofie iets is dat hij op alle door hem onderzochte kweekvijvers is tegengekomen. Terwijl veel coaches zich op een bepaalde manier van trainen en coachen fixeren en geloven dat ze de enige weg naar succes gevonden hebben, hanteren de godfathers (zoals Ankersen ze noemt) van de broedplaatsen van talent een heel andere benadering – die van flexibiliteit.
Colm O’Connell: “Elke sporter brengt een individuele uitdaging met zich mee. Er is geen vaste formule voor. Ik heb die in ieder geval niet gevonden. Als je te systematisch gaat handelen, dan riskeer je het toepassen van standaardisatie.”
De godfathers zijn complexe persoonlijkheden, schrijft Ankersen in zijn boek. Ze zijn benieuwd doch resoluut, ambitieus doch onzelfzuchtig. Ze zien het grote plaatje maar kunnen ook op details focussen. Ze zijn ongeduldig maar dat op een kalme manier. Ze zijn sympathiek doch tegelijkertijd veeleisend.
O’Connell: ‘Ik bracht van oorsprong geen pakket aan ideeën en trainingsmethoden met me mee. Daarom had ik geen andere optie dan naar mijn sporters te luisteren en nauwe relaties met ze aan te gaan. Hoewel ik in de loop van de jaren aanzienlijke technische kennis heb opgebouwd, ga ik nog steeds uit van het unieke van elke sporter, wie hij is en waar hij zich op dat moment in zijn ontwikkeling bevindt. Er worden veel theorieën, trainingsfilosofieën en algemene schema’s in het hardlopen gebruikt, maar het is mijn ervaring dat deze niet het verschil maken. Als je jouw sporter echt wilt helpen zich te ontwikkelen, dan moet je in figuurlijke zin dichtbij kunnen komen. Het is de relatie tussen de coach en zijn individuele sporters die bepalend is.”
“Ik behandel iedereen anders. Werkte heel anders met David Rudisha (de huidige wereld- recordhouder op de 800 meter), dan met Wilson Kipketer (die op dezelfde afstand het record eerder op zijn naam had staan). Het zijn compleet andere persoonlijkheden, hetgeen betekent dat de grootste fout die ik had kunnen maken zou zijn dat ik – omdat ze beiden 800 meters lopers zijn – zou geloven dat ze identieke training nodig hebben.”
Tot zover de citaten uit ‘The Gold Mine Effect’. Eén van de geheimen die Rasmus Ankersen benoemt is dus het aangaan van een vertrouwensrelatie en het leveren van maatwerk. Om dat te ondersteunen heb je als trainer-coach individuele profielen van jouw sporters nodig. Wat de ActionTypes benadering laat zien is hoe zo’n profiel wordt opgebouwd, dat daarbij het individueel cognitieve, emotionele en motorische aan elkaar zijn gekoppeld en wat voor deze drie gebieden de bouwstenen zijn voor het begrijpen van en aan kunnen sluiten bij de sporters.
Voor het goede begrip voegen we er aan toe dat het er niet om gaat dat de sporter krijgt wat hij wil, maar wat hij nodig heeft om zich verder te ontwikkelen.