Mentale vorming en talentontwikkeling
Sportjournalist Ted van der Meer interviewde voor de website ‘tafeltennnisnederland’ ActionType docent Bennie Douwes over het thema mentale vorming binnen talentontwikkeling.
Vraag 1: Als het gaat om training geven aan zeer jonge kinderen kun je meerdere methodes hanteren. Het valt me in de tennissport op dat er meer dan bij tafeltennis spelenderwijs les wordt gegeven. Een recente ervaring die ik hierbij kan inbrengen betreft een kind van een jaar of zeven. Hij tafeltenniste veel met zijn vader en broer op de camping en heeft enorm veel gevoel voor de bal. Ik zag dat en adviseerde vader en zoon om naar een vereniging te gaan. Hij werd natuurlijk met open armen ontvangen, maar werd ook letterlijk direct in het keurslijf van de trainer gedrukt. Meteen oefeningen doen. ‘Spelen’ was er niet bij. Hij haakte al snel teleurgesteld af. Welk advies zou jij trainers willen meegeven als het om de beginnende kids gaat?
Beginnersgeest staat voor iedereen aan de basis, ook voor topspelers. Spelplezier zorgt er voor dat iemand zijn aandacht vrij kan maken van de sores van alledag, zoals school, werk of eventuele problemen thuis. In die zin is het een eerste stap voor het opbouwen van concentratie. Daarnaast is beginnersgeest vaak onontbeerlijk om het lang vol te kunnen houden, al zijn daarin wel individuele verschillen. Die hangen samen met de kernbehoeften en motivationele drijfveren van de sporters. Deze zijn individueel bepaald. Bijvoorbeeld een sporter die zich sterk laat leiden door bekwaamheid, competent willen zijn. Als daar ook nog een keer de beste willen zijn als drijfveer bij komt dan speelt spelplezier een relatief geringe rol. Haal je de beginnersgeest weg, dan zal dat deze sporter nauwelijks deren. Hoe anders is dat bij een sporter die vrijheid, genieten en variatie als kernbehoeften met zich meedraagt. Als daar ook nog eens de drijfveer spelplezier bij komt dan is beginnersgeest vrijwel alles. Vergis je niet, ook deze sporters kunnen uitgroeien tot toppers maar dat alleen als hun behoefte aan plezier hebben voldoende wordt gevoed. Voor kinderen is een trainer die zijn eigen beginnersgeest nog tevoorschijn kan toveren erg prettig, het blijkt dikwijls een must om ze dieper de sport te laten beleven. Laat dit de basis zijn, werk zeker in de warming-up met speelse, gevarieerde en uitdagende vormen. Als ze zo plezier in bewegen hebben kun je ze geruisloos door leiden naar taakacceptatie en ze geconcentreerd iets laten leren. Sluit de training vervolgens ook weer af met beginnersgeest, zou mijn tip zijn. Een kind houdt die leuke herinneringen bij zich en krijgt dan al weer zin in de volgende sessie.
Vraag 2: Wat in de tafeltenniswereld ook opvalt is dat veel trainers per se met hun spelers willen meegroeien. Ze kunnen hun sporters moeilijk loslaten. Wat vind je hiervan? En hoe zou het idealiter moeten gaan? (Noot: komt misschien ook wel omdat er weinig betaalde trainers zijn….)
Wat we moeten beseffen is dat ieder niveau zijn eigen bijzonderheden kent en om speciale vaardigheden en kennis vraagt. Een perfecte jeugdtrainer voor de groep 8-12 jarigen hoeft niet meteen een goede trainer te zijn voor een groep bestaande uit adolescenten(13-20 jaar). Omgekeerd geldt hetzelfde, de op het hoogste niveau presterende toptrainer bij de senioren die als opbouwtrainer niet echt uit de verf komt. Dit neemt niet weg dat je een trainer niet de kans moet ontnemen om het eens op een ander niveau te proberen. Ik ben zelf ook een keer als trainer-coach met een jong team meegegaan tot en met de play-offs van de eredivisie en internationale wedstrijden in de Nancy Evans Cup. Het was leerzaam, nuttig en niet zonder succes, maar ik kwam er in die periode ook achter dat ik in mijn hart een opbouwtrainer ben, voor mij draait het om ontwikkeling en de processen die daarbij horen. Voor andere trainers kan dat anders zijn.
Vraag 3: Veel topsporters worden na hun actieve carrière trainer. Dat lijkt me op zich een goed idee. Maar is elke topper automatisch een goede trainer voor de aankomende toppers? Aan welke voorwaarden moet een goede toptrainer eigenlijk voldoen?
“Een goed paard maakt nog geen goede ruiter”, was destijds de gevleugelde uitspraak van Co Adriaanse over de trainersambities van Marco van Basten. Ervaringen als topsporter geven niet de garantie dat je ook in het trainersvak zult slagen. Het is wel een voordeel dat je het zelf op hoog niveau hebt meegemaakt en daardoor weet of aanvoelt wat er op het internationale podium wordt verlangd, maar dat is slechts één van de facetten van het hele pallet aan vaardigheden waarover een trainer-coach dient te beschikken. In de eerste plaats moet een (ex) topsporter die de switch maakt echt ambities in het trainersvak hebben en gemotiveerd zijn om zich in alle onderdelen van het vak te ontwikkelen. Het gevaar van ‘be like me’ oftewel zoals ik het heb ervaren zo werkt het ook voor jou ligt dikwijls sterk op de loer. Hij moet dus weten hoe hij zowel cognitief, emotioneel als motorisch maatwerk levert dat afstemt op hoe het bij de sporter die voor hem staat werkt. Denk daarbij alleen maar eens aan verschillen in leerstijlen, kernbehoeften, stresshantering en motorische voorkeuren. Dit laatste is bepalend voor de techniekvorming. ‘One size fits all’ gaat niet werken, dat toont de verscheidenheid aan motoriekstijlen en techniekvorming in de wereldtop aan.
Bovendien is het voor ex-topsporters dikwijls lastig om te werken met sporters die van nature minder begaafd zijn dan hij of zij zelf was of nog steeds is. Dan worden er heel andere vaardigheden gevraagd. Een topvoetballer als Ruud Gullit heeft niet de meest gelukkige trainerscarrières achter de rug. Het staat en valt denk ik ook met wie je om je heen verzamelt en of die stafleden de delen die de ex-topsporter zelf niet zo gemakkelijk beheerst goed invullen.
Vraag 4: In het tafeltennis is de trainer ook meestal de coach. Dat vind ik vreemd. Het is immers een andere discipline. Hoe zie jij dat?
Ik kijk daar toch anders tegenaan. De trainer en de coach werken beiden aan hetzelfde proces: een sporter ondersteunen in diens ontwikkeling en presteren. Voor mij kun je beide rollen lastig scheiden. De rol van de trainer omvat bijvoorbeeld ook het werken aan mentale facetten die zich onder de druk van de wedstrijd openbaren en die niet los te zien zijn van zijn verdere vorming. Je zult dit geïntegreerd met de bal achter de tafel moeten trainen. Hoe je het vak ook noemt, een goede trainer of coach beheerst alle vijf de coachrollen, kan op die niveaus communiceren en daar naadloos tussen schakelen. Naast de rollen van coach en trainer zijn er ook de rollen van inspirator (inzetten op zingeving, doelen en drijfveren), mentor (werken op het gebied van identiteit en overtuigingen) en gids (het faciliteren van het proces).
Een aantal jaren geleden speelde een aanverwante discussie. Als tafeltenniscoaches zijn we in vergelijking met andere sporten erg nadrukkelijk bij de wedstrijd betrokken en is de invloed relatief groot. In ieder geval als je het vergelijkt met de tennissport, waar alleen in de Davis Cup en Fed Cup een coach geraadpleegd mag worden. De nadrukkelijkheid van coachen versus het meer los laten is van betekenis voor cruciale ontwikkelingsfactoren zoals zelfinzicht en zelfgeneraliserend leervermogen. Coachen mag er niet toe leiden dat deze factoren aan kracht inboeten.
Vraag 5: Tenslotte het punt discipline. In Nederland hebben we weleens het idee dat het aan hardheid en discipline ontbreekt. Niet alleen bij tafeltennis. Ik heb in Amerika op de academy van tennistrainer Nick Bollettieri meegemaakt dat iemand die te laat kwam werd weggestuurd. Dat is bijvoorbeeld Andre Agassi meerdere malen overkomen. Maar ik heb ook zeer gedisciplineerd trainen in Zweden meegemaakt. Geen tijd verspillen, efficiënt de oefeningen doorlopen, serieuze potjes spelen (op het scherp van de snede). Dat is bij ons anders, of vergis ik me?
Topsport stelt zeker dit soort mentale eisen. Hoewel ik lang niet overal in de keuken kan kijken, zou je wel eens gelijk kunnen hebben met jouw stelling dat hardheid en discipline in de Nederlandse sportcultuur nog te vaak onderbelicht blijven. Discipline heeft in de volksmond nogal eens een negatieve klank, maar we moeten het niet gaan verwarren met tucht waar ook het straffen om de hoek komt kijken. Het is niet veel meer dan afspraken maken, deze nakomen en gewoon je taken uitvoeren. Een cultuur kweken waarin dit als normaal wordt beschouwd en ook sporters elkaar gaan corrigeren als afgesproken waarden en normen onvoldoende worden nageleefd.
De vorming van mentale weerbaarheid staat in talentontwikkeling binnen het tafeltennis doorgaans nog in de kinderschoenen. Een trainer dient zich af te vragen wat hiervoor de triggers zijn, waar deze in zijn trainingsaanpak en oefenstof zitten en of hij de kennis en kunde heeft dit soort zaken passend te begeleiden.
Dat de sportpsychologie hier nog niet meer in betrokken is geraakt zou wel eens kunnen liggen aan de kloof die er bestaat tussen de praktisch georiënteerde trainer en de sportpsycholoog die hoofdzakelijk theoretisch is opgeleid. Het zijn werelden die nog te weinig op elkaar aansluiten terwijl ze elkaar wel goed aanvullen. Wanneer ze er samen voor zorgen dat mentale training in tafeltennis vooral in oefenstof vertaald wordt en met het bat in de hand concreet en praktisch achter de tafel wordt getraind, dan komt de weg naar de te maken stappen open. Bovendien is er de wisselwerking tussen stress en motoriek en die kun je alleen achter de tafel trainen. Trainers die sterk inzetten op technische, tactische en fysieke vorming en onvoldoende op mentale triggers bereiden hun sporters in mijn visie niet evenwichtig voor op ontwikkeling op volgende niveaus.
Copyright© 2014 ActionType Academy