De 60 meter finale in Glasgow vanuit het perspectief van motorische voorkeuren: Ferdinand Omanyala
![](https://i0.wp.com/www.actiontype.nl/wp-content/uploads/2024/03/Omanyala.png?resize=841%2C561&ssl=1)
Op vrijdag 1 maart 2024 werd in Glasgow de finale van het wereld indoorkampioenschap 60 meter voor mannen gewonnen door wereldrecordhouder Christian Coleman. Het was een titanenstrijd met zijn landgenoot Noah Lyles die Coleman enkele weken daarvoor tijdens de Amerikaanse kampioenschappen nog wist af te troeven met een zeer scherpe 6.43 seconden. Beide sprinters hebben een andere wijze waarmee ze zo’n strijd in hun voordeel kunnen beslechten. Coleman heeft de beste start en acceleratie ter wereld, terwijl Lyles dankzij zijn exceptionele snelheid en snelheiduithoudingsvermogen het jaar ervoor in de zomer op het wereldkampioenschap outdoor de 100 meter, 200 meter en 4×100 meter wist te winnen. Een outsider was de Keniaan Ferdinand Omanyala. Deze 28-jarige atleet is een laatbloeier die sinds 2019 veel progressie gemaakt heeft en zich vorig jaar voor het eerst in een finale van een mondiaal kampioenschap meldde.
In Glasgow viel Omanyala op vanwege een andere reden: Zowel in de halve finale als de finale moest de jury zich beraden over een baanoverschrijding van hem. In beide gevallen passeerde hij met zijn rechterbeen de lijn en liep dus deels in de baan van zijn tegenstander. Nu heeft hij daar geen voordeel van, eerder een nadeel omdat hij niet de kortste weg naar de finish neemt, maar hij kan hiermee wel de tegenstander naast hem hinderen. In beide gevallen kwam de jury tot het oordeel dat dit niet het geval was en werd hij niet gediskwalificeerd en werd zijn 4e plaats, in een voor hem tegenvallende 6.56 seconden, gehandhaafd.
Vanuit het perspectief van motorische voorkeuren was dit ook een opvallende finale. 6 van de 8 finalisten lieten een motorpatroon zien dat Sohier en Haye in 1989 definieerden als walking from the bottom and Grindle en zijn collega’s in 2016 herdefinieerden als terrestrial. Kort gezegd betekent dit dat deze sprinters vooral gebruik maken van de voorste spierketen om power te leveren, wat binnen het atletiekjargon ook wel aangeduid wordt als pushers.
Omanyala was één van de finalisten die als een pusher aangemerkt kan worden. Wanneer we verder inzoomen op het motorpatroon dat hij liet zien, was er duidelijk sprake van het maximaliseren van grove motoriek. Dit is duidelijk zichtbaar omdat de schouders en heupen relatief veel ingezet worden en de dorsaal-plantair beweging van de enkels niet heel expliciet uitgevoerd wordt, in tegenstelling tot bijvoorbeeld bronzen medaillewinnaar Ackeem Blake. Sporters met een voorkeur voor de inzet van de voorste spierketen in combinatie met het maximaliseren van de grove motoriek kenmerken zich door middel van relatief veel lengteas rotatie. Dit wil zeggen dat zij hun schouders relatief veel naar voren en achteren draaien in het transversale vlak. Een derde element dat Omanyla kenmerkt is dat hij zich op een horizontale wijze oriënteert ten opzichte van zijn omgeving. Sprinters met een horizontale oriëntatie zetten in de starthouding hun handen relatief ver uit elkaar, ofwel gaan ‘breed zitten’. Daarnaast zien we op de 200 meter dat aan het einde van de bocht de ellebogen naar buiten gebracht worden om dit lastige stuk op hoge snelheid te kunnen controleren.
Volgens de indeling van motorische voorkeuren die Theraulaz en Hippolite in hun revolutionaire boek La bible de préférences motrices (2021) hebben gedefinieerd kan de motorische voorkeur van Omanyala aangeduid worden als een G3-motoriek. Voor mij als sprintcoach is dit een intrigerende motorische voorkeur omdat ik jarenlang gewerkt hebt met een sprintster die ook deze voorkeursmotoriek had en ik pas relatief laat begreep wat de essentie is om vanuit deze voorkeursmotoriek een atleet maximaal te laten presteren: rust en kalmte in de beweging. Dit heeft te maken met een fenomeen dat Theraulaz en Hippolite afgelopen tien jaar ontdekt en verkend hebben: het intern ritme. Dit is het ritme waarmee het neurologische systeem de sensorische input (zien, horen, voelen, lichaamsbewustzijn etc.) het meest optimaal kan integreren om zodoende tot een optimale coördinatie te komen. Wanneer het brein veel informatie kan opnemen en verwerken dan kan deze een betere inschatting maken van de situatie en de beweging beter aansturen. Een G3-motoriek kenmerkt zich door een laag intern ritme. We hebben dit in praktijk ook getest door middel van een metronoom bij diverse sprinters en zagen hierbij behoorlijk grote verschillen, variërend van een optimale coördinatie van 70 bpm bij de sprinters met een G2- en G3-voorkeursmotoriek tot 170 bpm bij sprinters met een R1- en R4-voorkeursmotoriek.
Een 60 meter op wereldkampioenschap niveau duurt maar 6,5 seconden en in dit korte tijdsbestek moet er een optimale prestatie geleverd worden. Miljoenen ogen zijn gericht op deze race. Als sprinter wil je maximaal presteren door de benen uit je lijf te lopen. Voor sprinters met een G3-motorische voorkeur geldt echter dat zij de rust en kalmte moeten bewaren en hun lage interne ritme moeten respecteren. Hun bewegingen zien er dan relatief rustig uit, maar dat hoeft niet te betekenen dat ze langzamer starten of sprinten. Respecteren zij dit lage interne ritme niet dan hebben zij te maken met een verminderde coördinatie, excessieve lengteas rotaties en wijken ze uit in de horizontale dimensie. En als ze dan heel erg hun best aan het doen zijn, dan komende ze dus zelfs terecht in de baan van de tegenstander. Als sprintliefhebber hoop ik dat Ferdinand Omanyala bij de Olympische 100 meter finale in Parijs de rust en kalmte vindt zodat hij dan wellicht een serieuze bedreiging wordt voor Lyles en Coleman.
Referenties:
Sohier, R., Haye, M. (1989). Die zwei Gangarten der “menschlischen Maschine”. Manuelle Medizin
Gindre C, Lussiana T, Hebert-Losier K, Mourot L. (2016). Aerial and terrestrial patterns: a novel approach to analyzing human running. Int J Sports Med.
Theraulaz, B., Hippolite, R. (2021). La bible de préférences motrices. Amphora.